BAMENDA, Kameroen, 2009 – “Je bent mijn persoonlijke slaaf. Je bent niks en je zal nooit wat zijn! Te stom, te lelijk! Je bent nergens goed voor!” Maar wel goed genoeg om tot persoonlijk bezit genomen te worden. “Mijn! Je bent mijn slaaf! Ik kan doen en laten met jou wat ik wil.” Tien minuten lang is te horen en te zien hoe de vrouw des huizes een twaalfjarig inwonend nichtje emotioneel breekt met genoegen. Haar eigen wereld, haar hele ik, wordt de grond ingestampt tot het opgaat in de stof van de rode aarde. Stof die ze, samen met een oudere nicht en twee neven, elke ochtend het huis van de vrouw uit moeten vegen om daarna de vloer te dweilen.
De dag begint vroeg en duurt lang voor de inwonende nichten en neven. Naast het vegen en dweilen van de vloer zijn er nog tal van andere taken. De jongste, die van twaalf jaar oud, moet het ontbijt klaarzetten voor de man des huizes. Alles moet gedaan zijn voordat hij het huis uitgaat voor zijn werk of bezoek aan huis gaat ontvangen. De man des huizes is een rijke man met meerdere bedrijven en vastgoed. Hij is een man met macht in zijn gemeenschap en in de regionale politiek. Hij is een van de 'kings men' van de ‘fon' van Bali (koninkrijkje) in zijn geboortedorp te zuidwesten van de stad. Elke dag komen er mensen naar daar waar hij is. Vragen of hij even tijd voor hen heeft en vooral vragen ze om wat geld.
Als de andere volwassen kinderen van de heer en vrouw des huizes op bezoek zijn, krijgen de nichten en neven ook van hen opdrachten. Dat de opdrachten regelmatig tegelijk en tegenstrijdig gegeven worden, maakt niet uit. Als de taken niet meteen gedaan worden, dan worden de opdrachten nog een keer maar luider gegeven.
Na haar huishoudelijke taken gedaan te hebben, kleedt het jongste nichtje zich snel om. Schooluniform aan, schoolspulletjes mee en probeert ze niet te laat op school te zijn. Geen tijd voor een ontbijt; naast dat het er ook niet is voor haar en de andere inwonenden. Wat eten komt ’s middags en anders ’s avonds wel.
De vader van het meisje is niet aanwezig in haar leven. Haar moeder is er wel. Die komt regelmatig door de poort het ommuurde erf op wandelen maar bemoeit zich niet met haar dochter. De moeder gaat dan samen met de vrouw des huizes bij of in de ‘firekitchen’ zitten. Dat is een schuur — zonder schoorsteen — achter het huis, achter op het erf. Met de ramen en deur open, zitten ze op krukjes met op de grond een open vuur waarop ze koken. Als aanmaakgoedje gebruiken ze tot repen gesneden autobanden. Van ’s ochtends tot laat in de middag kuchen de twee met tranende ogen en wuiven elk idee weg om iets te doen aan de rookontwikkeling, met de reden dat het traditie is. Ze doen zoals ze het altijd al deden.
Ze roeren wat in de grote pan, roepen het meisje om de spullen die naast hen liggen in de pan te gooien en nemen weer een slok van de wijn uit een kartonnen literpak. Dat helpt tegen de droge keel en bevordert de conversaties. Aan het begin van de middag zijn beide, de wijn en de conversaties, op.
Zodra de inwonenden neven en nichten weer op het erf zijn, volgen de opdrachten. “Haal dit!”, “Breng dat!” en “Doe zo!”. Belangrijker dan de logica achter de reden om de opdracht te geven, is de vraag of ‘haal dit’, ‘breng dat’ en ‘doe zo’, snel genoeg wordt gedaan. Als er twee keer geroepen moet worden — ongeacht of de opdrachten tegelijk, tegenstrijdig of totaal onzinnig zijn — zijn de kinderen langer bezig met een uitbrander te ontvangen dan met de uitvoering van de oorspronkelijke opdracht. Zo gaat de het de hele dag door.
De man des huizes, het familiehoofd, lijkt de twee vrouwen meer te dulden dan lief te hebben. Hij is koud en afstandelijk. Altijd bezig met zijn werk en maatschappelijke verplichtingen. Met de secretaresse op kantoor is hij een stuk amicaler. Maar hij draagt vanuit sociale verplichtingen zorg voor meerdere kinderen die niet de zijne zijn.
Naast het twaalfjarige meisje is er dus ook nog een oudere nicht die bijna oud genoeg is om op haar zelf te gaan wonen, en zijn er twee neven. Ze krijgen allen kost en inwoning zolang ze op school zitten en overgaan. Als tegenprestatie moeten ze meehelpen in het huishouden en met van alles en nog wat. Als ze niet overgaan wordt het schoolgeld niet nog een keer voor hen betaald en moeten ze ook weg, het huis uit.
Het geheel van inwonende neefjes en nichtjes is een sociaal vangnet. Zodra ouders in staat zijn om voor hun eigen kinderen te zorgen, worden kinderen van familieleden die daar niet toe in staat zijn, aan de zorg van de eerder genoemde ouders overgelaten. Sommigen doen dat wel, sommigen doen dat niet. De afhankelijkheid van de kinderen maakt hen kwetsbaar.
Op een dag is bijna iedereen buitenhuis, op stap en druk met verplichtingen elders. Ook de twee neven en de oudere nicht. De jongste is al de hele ochtend en begin middag bezig geweest met alle taken in haar eentje te doen als ze ’s middags uitgeput op haar bed gaat liggen. Ze is nog niet goed en wel uit het zicht of ze wordt geroepen. Door de vrouw des huizes in de firekitchen.
Na een aantal keren roepen, komt de vrouw de firekitchen uit en vindt het nichtje, ze krijgt een uitbrander. Haar smeekbede om wat meelij wegens hoofdpijn en vermoeidheid, om haar even te laten liggen en te laten rusten, haalt niks uit. Ze moet een boodschap doen. Als ze later terug is, geeft ze de boodschap — een pak wijn — aan de vrouw des huizes en gaat om het hoekje, naast de 'gaskitchen', uit het zicht in een nis zitten. Hoofd gebogen, smachtend in haar hele doen en laten om even met rust te worden gelaten.
Ze wordt weer geroepen. Ze geeft geen reactie. De vrouw des huizes blijft roepen. Het meisje kijkt op en kijkt mij aan. Ik kijk haar aan en zeg: “Ze is even de poort uit. Ze moest een opdracht doen voor een ander.”, “Wie?!”, antwoordt de vrouw des huizes boos. “Dat weet ik niet precies, die ene, u weet wel."
De vrouw des huizes zegt dat ze wat in de pan moet gooien voor haar, ze wijst naar iets wat naast haar op de grond ligt. Ik sta op, loop de firekitchen in en vraag of ik dat wat tussen de pan en de vrouw op de grond ligt, voor haar in de pan kan doen, voorzien van mijn opmerking: “Als u nou even uw hand uitsteekt, het vastpakt, het boven de pan houdt en loslaat, is het zo gedaan.” “Nou, dan doe ik het zelf wel,” antwoordt ze mij vriendelijk. Ik opper het idee om het nichtje eens wat meer tijd voor haar zelf te geven. Als antwoord krijg ik een snauw: "Ze heeft toch te eten!?".
Ik loop terug naar mijn plekje, het koelste en rustigste plekje op het erf, en zie dat het meisje in een diepe slaap is gevallen. Als later het andere nichtje en de neven na elkaar het erf op komen lopen, gebaar ik hen elk met de vinger op mijn lippen knikkend naar het nichtje. Ze blijven ook uit het zicht en lopen via de andere kant van het huis naar de ‘boys quarters’. Zo lukt het om voor ten minste een paar uur de vrouw des huizes in de waan te laten dat zij en ik de enige zijn op het erf. Zij met haar pan in de firekitchen, en ik in de schaduw met een boek.
Aan het eind van de dag is iedereen weer in het huis en zijn de neven en nichten druk in de weer met alle opgedragen taken. De poort gaat op slot. Heer en vrouw des huizes gaan, zoals gewoonlijk, vroeg naar bed. Ik zit nog even buiten op het erf. Mijn zoontje, van zeven, is op stap geweest met zijn moeder en tante. Rent nog wat rond achter de kip aan en speelt samen met zijn inwonende neven en nichten op het erf van zijn opa en oma. Maar dan moet hij ook naar bed. “Geef een knuffel en wens iedereen welterusten”, zeg ik hem. Een voor een geeft hij alle vier een knuffel en een kus en zegt: “Goodnight, sleep well.”
Het jongste nichtje komt naast me, tegen me aan zitten. Ik leg mijn arm om haar heen en ze houdt me stevig vast. “Ik hou ook van jou, oom Auke”, zegt ze. Na een tijdje met haar in stilte gezeten te hebben, geef ik haar een kus op het voorhoofd en sta op. Ik moet ook naar binnen. De kinderen en aanhang van de man en vrouw des huizes moeten binnen zijn, achter de ramen met tralies en ijzeren deuren met slot en grendel. Afgeschermd van de gevaarlijke nachtelijke buitenwereld.
De inwonende neven en nichtjes trekken zich terug naar de boys quarters, een uit twee kamers bestaand bijgebouwtje tegen de omheining aangebouwd, met een simpele houten deur, achter op het erf naast de firekitchen. Ze eten wat overgebleven is van wat de pot heeft geschaft door de vrouw des huizes en maken nog hun schoolwerk voordat ook zij gaan slapen.
Elke keer als ik met mijn gezin op bezoek ben maant de vrouw des huizes mij dat ik een kind moet maken en het dan bij haar moet achterlaten, zodat zij het kan opvoeden. Want ze is goed in opvoeden, zegt ze. Zodat ik mij kan richten op mijn werk en op haar dochter, de moeder van mijn zoontje. Op mijn beurt heb ik dan de grootste moeite om mijn frustraties te camoufleren, geduld te bewaren en vriendelijk te blijven als ze blijft doordrammen dat ik mijn zoontje bij haar moet achterlaten. "Dat is goed", aldus de vrouw des huis. "Neen, mama. Dat is niet goed."
Auke.
Achtergrond:
Het was eens een droom …
AMSTERDAM, Nederland, 2024 – Mijn zoon is in Kameroen geboren uit een relatie met een Kameroense, die al lang niet meer de mijne is. De relatie met de moeder liep spaak. De plannen om aldaar een media bedrijf op te bouwen mislukte. Een stuk land in beheer bij de voormalige schoonvader, de heer des huizes, verdween op wonderbaarlijke wijze uit mijn bezit. En een sluimerende burgeroorlog maakte het ook niet aantrekkelijk om aan de plannen om een mediabedrijf op te zetten, te blijven werken. Vrije pers in een dictatuur is sowieso een lastige uitdaging.
Het was mijn droom om daar een groot huis te hebben met een zo’n groot mogelijke eettafel. Een thuis waar al die nichtjes en neven gewoon nichtjes en neven konden zijn, genietend van hun kindertijd, leren, studeren en werken aan hun toekomst.
Ik heb nog sporadisch contact met een paar voormalige neven. Zo nu en dan maken we, mijn vrouw en ik, wat geld over naar twee neven die ik vertrouw. Om schoolgeld te kunnen betalen voor andere neven en nichten waarvoor zij weer zorg dragen. We hebben eens wat vluchtgeld gestuurd zodat ze vanuit het conflict gebied weg konden gaan en zich vestigen in rustigere gedeeltes van het lans. En zo nu en dan geven wat extra waarmee ze hun handel kunnen verstevigen.
Auke VanderHoek - Woord en Beeld.
Comments